Column: hoe ik per ongeluk overal leraar ben

Niet dat ik als docent Nederlands een tekort aan werk heb...

...maar naast lessen van anderen opvangen, een mentoraat voor vmbo-brugklassers draaien en iedere pauzesurveillance 20 minuten lang non-stop manen tot het dragen van mondkapjes, wilde ik ook iets anders. Via SKVR kwam ‘dat anders’ op mijn pad. Er zou een project starten voor mbo’ers die door corona moeite hebben een stageplek te vinden. Als alternatief voor het leren op de werkvloer zou een kunstenaarsteam sollicitatievaardigheden met ze oefenen door middel van rollenspelen, designworkshops en creatief schrijven. Voor de studenten een kans om iets nieuws te leren, voor mij een kans om weer bezig te zijn met schrijven. Win-win. Die kans wilde ik grijpen.

Van mijn groep druppelden een voor een de studenten binnen, zo ook een meisje dat voor nu Kiki heet. Toen ik alle namen noteerde en iedereen vroeg wat ze van schrijven vonden, legde Kiki uit dat ze zo’n bloedhekel had aan lezen, dat schrijven alleen maar mee kon vallen. Ik parafraseerde haar als ‘je staat er dus open in’ en dat beaamde ze.

Bij de eerste opdracht trapte Kiki met al haar kracht op de rem. Dat creatieve gedoe was naar eigen zeggen niets voor haar. Ze leek me het type dat aan te sporen was met rust en een glimlach, dus ik vroeg haar meermaals om ook maar iets wat op de opdracht leek te proberen. Kiki was overtuigd genoeg: ze schreef drie regels op en spendeerde de overige zeven minuten op haar telefoon.

Na wat andere opdrachten en uitleg was het tijd voor een kleine pauze. Kiki was gespreksleider in een debat over het opspuiten van lippen, waarbij ze om haar eigen mening geen doekjes wond: als zij je met van die opgeplakte lippen op straat zou zien, zou ze je uitlachen in je gezicht. Ik luisterde het gekibbel zichtbaar af en lachte net zo hard mee, maar dat weerhield de studenten er niet van hun lichamelijke onzekerheden op te sommen. (Voor de liefhebber: Kiki had ook zo haar dingetjes, maar ze had gewoon echt geen zin om te sporten.)

We waren klaar voor de laatste opdracht: schrijf een waargebeurd verhaal waarin een talent van jezelf naar voren komt. Ik had al een uitleg gegeven over de held, zijn doel en de tussenliggende obstakels. Nu was het aan hen de held te zijn. De meesten begonnen wat te pennen, maar Kiki staarde voor zich uit. Toen ik vroeg of ik haar op weg kon helpen, zei ze dat ze wel een situatie had, maar dat die misschien niet goed was. Ze had haar broertje door dik en dun gesteund bij allerlei problemen, maar dat had niet geholpen. Was het verhaal wel goed als het niet goed afliep? Ik besprak met Kiki dat liefde en doorzettingsvermogen ook met een stom einde op de lezer zouden overkomen. Nu ze dit wist, was er nog maar één drempel: ze wist niet hoe ze moest beginnen. Ik vroeg of ik mocht doen alsof ik Kiki was en ik kreeg haar akkoord. Bij alles wat ik verzon knikte ze instemmend. Misschien omdat ik haar realiteit beschreef, misschien omdat ze nu snapte hoe het moest. Ik weet het niet. Kiki sprak niet graag over zichzelf.

Tegen het einde van de les vroeg een andere student wat mij nou echt gelukkig maakt. Ik zei wat ik altijd zeg: dat ik ergens heel hard om moet lachen. Ook daar, in die les, was ik op mijn plek. Soms door de lach, soms door de kwetsbaarheid. De poging om via deze weg aan mijn docentenbestaan te ontsnappen was redelijk mislukt, maar ik deed wel een nieuw inzicht op: mijn liefde voor schrijven en mijn liefde voor Kiki’s zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Yoeri Knijnenburg is docent Nederlands, schrijfdocent en schrijver. 
Hij is één van de docenten in het programma In plaats van stage... ism met het Albeda College Economie&Ondernemen.